De Hitlerjugend werd in 1922 opgericht, maar stelde de eerste jaren niet veel voor. Op 27 juli 1926 werd de Hitlerjugend pas door Adolf Hitler goedgekeurd. In 1932, het laatste jaar van de Weimarrepubliek, had de Hitlerjugend ongeveer 100.000 leden.
Lidmaatschap van de Hitlerjugend werd verplicht in 1939 voor alle jongeren boven 17 jaar, en in 1941 voor alle jongeren ouder dan 10 jaar. Toch wisten nog vier miljoen jongeren buiten de Hitlerjugend te blijven, ondanks de zware straffen die ze hiermee riskeerden. Wie zich toch niet aanmeldde, werd door de Hitlerjugend van het huisadres opgehaald en in een demonstratieve stoet meegenomen.
Jongens moesten al snel voorbereid worden op het leven van een Duits soldaat, die zonder nadenken de bevelen van de Führer opvolgt. Meisjes moesten worden opgeleid tot gezonde vrouwen: die moesten zorgen voor zoveel mogelijk arische kinderen. De jeugd moest worden bijgebracht dat sterven voor het vaderland het allerhoogste goed was en de hoogste eer die een man kon behalen. Eens zou die jeugd namelijk de leiding vormen van het Grootduitse Rijk en alles waarvoor het nationaalsocialisme zich zo had ingespannen. Ze moesten worden opgeleid om de Führer en het Reich te dienen.